Wie is aansprakelijk voor metersdiepe val van ZZP’er door gebrekkig rooster in leidingschacht?
Op 28 april jl. werd een vonnis gepubliceerd dat de rechtbank Amsterdam op 20 november 2019 wees. Daarin heeft de rechtbank zich uitgelaten over de vraag welke partij(en) al dan niet aansprakelijk te achten is of zijn voor de val van een ZZP’er in een leidingschacht van een gebouw. In deze aansprakelijkheidskwestie werden zowel het bedrijf waarvoor de ZZP’er de werkzaamheden uitvoerde, als de bezitter van het betreffende pand, diens verzekeraar en de vastgoedbeheerder betrokken.
Het ongeval
Eiser voerde op 8 mei 2017 als ZZP’er in de brandpreventiebranche werkzaamheden uit aan het woon-/werkcomplex Centre Court in Den Haag, in opdracht van HS Techniek (het bedrijf van de broer van eiser). Tijdens het uitvoeren van zijn werkzaamheden op de vijfde verdieping van het gebouw is hem een ongeval overkomen, waarbij hij in een leidingschacht van het gebouw is gevallen. Hij liep hierdoor ernstig, langdurig en blijvend letsel op.
Toedracht onderzocht
Door de Inspectie SZW, door een door de verzekeraar ingeschakeld schaderegelingsbureau en door een bouwkundig adviesbureau werd onderzoek gedaan naar hoe dit ongeval heeft kunnen gebeuren. De conclusie van deze onderzoeken luidt, dat het rooster waarop eiser tijdens zijn werkzaamheden stond niet goed op de maat van de leidingschacht die het moest afdekken geknipt was. Er bestond te veel ruimte aan de zijkanten van het rooster. Bovendien bleken de roostervloerklemmen niet goed vast te zitten. Daardoor was het mogelijk dat de roostervloer kon verschuiven, waardoor het rooster tussen de profielen waarop het rustte kon kiepen, in de leidingschacht.
Betrokken partijen
De ZZP’er vordert bij de rechtbank dat de bezitter van het pand (Bouwinvest) en het bedrijf waarvoor hij de werkzaamheden uitvoerde (HS Techniek) hoofdelijk worden veroordeeld tot vergoeding van de schade die hij door het ongeval lijdt. Bouwinvest betrekt vervolgens de vastgoedbeheerder (CBRE) met wie zij een vastgoedmanagementovereenkomst heeft in een vrijwaringszaak. Onderling betrekken de partijen elkaar in nog enkele vrijwaringsprocedures.
Wettelijke grondslagen voor aansprakelijkheid
Eiser baseert zijn vordering op Bouwinvest op artikel 6:174 BW: zij is als bezitter van het pand aansprakelijk, omdat het gebouw niet voldeed aan de eisen die men daar in de gegeven omstandigheden aan mocht stellen. Bouwinvest verweert zich hiertegen door te stellen dat CBRE als beheerder/bedrijfsmatig gebruiker van het pand op grond van artikel 6:181 BW aansprakelijk is en dat dit aan aansprakelijkheid van Bouwinvest op grond van 6:174 BW in de weg staat.
De vordering op HS Techniek baseert eiser op werkgeversaansprakelijkheid: zij zou als werkgever niet hebben voldaan aan haar verplichting de ruimte waarin de werkzaamheden plaatshadden op dusdanige wijze in te richten en dusdanige maatregelen te treffen als nodig om de door eiser geleden schade te voorkomen. HS Techniek verweert zich hiertegen door (voor zover zij al een zorgplicht had jegens eiser) te stellen dat die zorgplicht niet omvatte het uitvoerig inspecteren van ieder onderdeel in het gebouw waarvan theoretisch enig gevaar uit zou kunnen gaan.
Beoordeling rechtbank
Voor de beoordeling van de aansprakelijkheidskwestie (en de verschillende vrijwaringszaken) speelt de oorzaak van het ongeval een belangrijke rol. Het feit dat het rooster in de leidingschacht kon kiepen doordat het aan de zijkanten te kort was geknipt en dus te veel speling overliet, wordt gezien als een gebrek. Dat gebrek acht de rechtbank op grond van de toedrachtonderzoeken reeds sinds de oplevering van het gebouw aanwezig en dus niet het gevolg van gebrekkig onderhoud.
Bezitter van het pand
Voor de vraag of Bouwinvest als bezitter van het pand aansprakelijk is, dient eerst nog bekeken te worden of CBRE als beheerder op grond van artikel 6:181 BW (bedrijfsmatig gebruiker) aansprakelijk is jegens eiser. De rechtbank is van oordeel dat dat niet het geval is. De bedrijfsmatige werkzaamheden van CBRE bestaan uit dienstverlening jegens Bouwinvest en niet uit de exploitatie (verhuur aan derden) van het gebouw. Die rol ligt bij Bouwinvest. Het gebouw is voor CBRE derhalve niet een ‘gebruikt’ middel, maar een doelobject. Bouwinvest daarentegen gebruikt het gebouw wel als middel voor haar dienstverlening (verhuur) en wordt geacht de meeste invloed te hebben op de aan het gebouw verbonden risico’s en in de beste positie te verkeren anderen tegen de mogelijke schadelijke werking daarvan te beschermen. CBRE is daarmee niet als bedrijfsmatig gebruiker in de zin van artikel 6:181 BW aan te merken en daarmee komt de rechtbank tot de conclusie dat Bouwinvest jegens eiser aansprakelijk is voor de als gevolg van het gebrek ontstane schade.
De vrijwaringszaak tussen Bouwinvest en CBRE heeft hierin geen wijziging gebracht. CBRE was op grond van haar overeenkomst met Bouwinvest gehouden tot het signaleren van verslechteringen in de conditie van het gebouw. Die plicht omvatte niet het (alsnog) signaleren van alle gebreken die bij de oplevering van het pand reeds aanwezig waren. Die taak ligt bij de opdrachtgever van een bouwproject en dat was in dezen ook Bouwinvest.
Werkgeversaansprakelijkheid
Het stelsel van artikel 7:658 BW brengt met zich dat, indien een werknemer (in dit geval een ZZP’er) schade lijdt tijdens zijn werkzaamheden, een werkgever/opdrachtgever enkel aan aansprakelijkheid kan ontkomen door aan te tonen dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Welke veiligheidsmaatregelen van de werkgever/opdrachtgever mogen worden verlangd en op welke wijze hij de werknemer/opdrachtnemer moet instrueren, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
In dat kader speelt het opnieuw een grote rol dat het rooster waar door eiser viel een permanente vloerconstructie betrof en dat het gebrek dat hieraan is vastgesteld reeds vanaf de oplevering aanwezig was (en dus niet was ontstaan door slijtage, waarmee HS Techniek vanuit zijn branche bekend had kunnen zijn). HS Techniek had geen aanwijzingen dat er sprake was van een gebrek en het gebrek kon ook alleen door uitvoerig onderzoek worden geconstateerd. De werkzaamheden die eiser uitvoerde vergden bovendien geen aanvullende veiligheidsmaatregelen.
De rechtbank komt op basis hiervan tot het oordeel dat HS Techniek er niet op bedacht hoefde te zijn dat er een risico bestond dat het rooster kon kiepen en eiser daardoor in de leidingschacht kon vallen. HS Techniek mocht erop vertrouwen dat het rooster deugdelijk was bevestigd. Zij was dan ook niet gehouden maatregelen te treffen of aanwijzingen te verstrekken voordat eiser het rooster zou betreden. HS Techniek is daarmee haar zorgplicht jegens eiser nagekomen, zodat zij niet aansprakelijk is voor de schade van het ongeval.
Slotsom
Zodoende blijft alleen Bouwinvest (en diens verzekeraar) als aansprakelijke partij(en) over in deze zaak. Diens verzekeraar is gehouden de schade (die nog dient te worden vastgesteld en voor zover deze het eigen risico van Bouwinvest overschrijdt) rechtstreeks aan eiser te vergoeden.