Stopzetten van betalingen aan aangereden maaltijdbezorger
De rechtbank Amsterdam heeft zich op 25 september 2023 in kort geding uitgelaten over het stopzetten van de maandelijkse voorschotbetalingen aan een aangereden maaltijdbezorger. De uitspraak is op 29 september 2023 gepubliceerd en kunt u hier teruglezen.
Wat speelt er in deze zaak?
Op 19 juni 2019 werd een jongen op zijn scooter aangereden door een auto, waarbij hij onder meer zijn bovenbeen brak. In de periode volgend op het ongeluk is de jongen aan zijn been en schouder geopereerd.
Nationale Nederlanden, de verzekeraar van de automobilist die het ongeluk had veroorzaakt, heeft aansprakelijkheid voor de schade als gevolg van het ongeval erkend. De verzekeraar en de jongen hebben tweeëneenhalf jaar na het ongeluk samen een regeling getroffen. Die houdt in dat hij € 40.000,- ontvangt omdat hij sinds het ongeluk geen geld kon verdienen en daarnaast zal hij € 1.300,- per maand gaan ontvangen.
In mei 2023 bleek dat de jongen ook nog twee gebroken ruggenwervels had die niet volledig waren genezen. Kort daarna ontstaat er tussen partijen discussie over de maandelijkse betalingen. Zij worden het niet eens of alle lichamelijke en geestelijke klachten die de jongen ervaart het gevolg zijn van het ongeluk en in hoeverre hij hierdoor arbeidsongeschikt is. In diezelfde periode laat de gemeente Amsterdam, in het kader van een uitkering, medisch onderzoek verrichten om de mogelijkheden tot werken in kaart te brengen. Uit dit onderzoek komt naar voren dat de jongen geen werk kan verrichten en dat dit de komende tijd niet veranderd, omdat het dagelijks leven gecombineerd met zijn behandeling het maximaal haalbare is. Nationale Nederlanden vindt dit onderzoek echter onvoldoende en stopt de maandelijkse betalingen in afwachting van nieuw onderzoek.
De procedure
De jongen start dit kort geding om te voorkomen dat hij zijn maandelijkse betalingen moet missen. Hij vordert dat de rechter Nationale Nederlanden veroordeelt om de betalingen te hervatten en te verhogen. Hij licht dit toe door te stellen dat hij in financiële problemen komt, omdat hij zijn maandelijkse lasten en revalidatie niet meer kan bekostigen. De verhoging van het maandbedrag vordert hij vanwege de hoge inflatie en het hogere minimumloon dat hij zou ontvangen vanwege zijn leeftijd. Hij vindt de door Nationale Nederlanden gestelde voorwaarden onredelijk en zij is gehouden de erkende en geleden schade tijdig aan hem te vergoeden.
Nationale Nederlanden voert verweer en stelt dat de jongen niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij vier jaar na het ongeval nog steeds arbeidsongeschikt is. Er bestaat op basis van de medische gegevens geen oorzakelijk verband tussen het ongeval en het feit dat de jongen nu niet werkt. Het onderzoek dat is uitgevoerd namens de gemeente Amsterdam in het kader van een uitkering is onvoldoende. De maandelijkse betaling wordt alleen hervat als de jongen meewerkt aan nieuw onderzoek en dat weigert hij. De betalingen zijn daarom terecht stopgezet.
Het oordeel van de kortgedingrechter
Het toewijzen van een geldvordering in kort geding kan alleen als het bestaan en de omvang van de vordering voldoende aannemelijk zijn en er vanwege spoed een onmiddellijke voorziening nodig is. Bij het afwegen van de belangen wordt daarom rekening gehouden met het risico dat niet kan worden terugbetaald als de veroordeling later na het kortgeding niet in stand blijft.
De rechter overweegt dat een medisch deskundige van Nationale Nederlanden heeft vastgesteld dat de later ontdekte breuken in de rug zeer waarschijnlijk het gevolg zijn van het ongeval. De rechter vindt het aannemelijk dat de jongen zijn werkzaamheden als maaltijdbezorger niet kan uitvoeren met de niet volledig geheelde breuken in zijn rug. Verder leidt de rechter uit het rapport van de gemeente af dat van de jongen niet verwacht kan worden dat hij andere werkzaamheden gaat verrichten.
De rechter verwacht dat de lopende onderzoeken nog zes tot negen maanden in beslag nemen. Nationale Nederlanden had daarom niet kunnen beslissen om de maandelijkse betalingen te beëindigen. Nationale Nederlanden moet daarom in ieder geval nog tot en met maart 2024 maandelijkse betalingen verrichten. Daarnaast wordt het bedrag vanwege inflatie bijgesteld naar € 1.500,- per maand. Hoewel het risico bestaat dat het geld later niet kan worden terugbetaald, is dat geen reden om de vordering af te wijzen. Dat zou namelijk betekenen dat de jongen de komende maanden niet voldoende inkomsten zou hebben om rond te komen.
De rechter wijst de vordering van de jongen toe.
Conclusie
De verzekeraar had niet zomaar de maandelijkse betalingen aan de jongen mogen stopzetten vanwege het risico dat hij in financiële problemen zou komen. De persoonlijke belangen van personen met letselschade zijn dus van groot belang en in deze zaak komt dit in de afweging van de rechter ook duidelijk naar voren. De jongen heeft er goed aan gedaan door een kort geding te starten om grote problemen te voorkomen.
Heeft u vragen over dit onderwerp?
Aarzel dan niet om contact met ons op te nemen. Dat kan via het telefoonnummer boven in beeld of door een e-mailbericht te sturen naar info@jba.nl.