Schending mededelingsplicht?
Op 29 november 2022 deed het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak in een zaak waar schending van de mededelingsplicht centraal stond. Het ging om de situatie waarin eiser een eenmanszaak, een klussenbedrijf, heeft. Hij heeft in 2018 een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten bij Aegon. Daarvoor heeft hij in februari 2018 een gezondheidsverklaring ingevuld en ondertekend. De verzekering ging in op 1 mei 2018. Op 17 mei 2018 heeft eiser zich ziekgemeld met lichamelijke en psychische klachten van overspannenheid. Bij behandeling van zijn aanvraag om dekking te verlenen kwam naar voren dat eiser in voorgaande jaren een paar keer bij de huisarts is geweest met vragen over zijn concentratieproblemen en verwezen is naar een psycholoog.
Juridisch kader
De kern van het geschil tussen eiser en Aegon wordt gevormd door de vraag of eiser in strijd heeft gehandeld met zijn precontractuele mededelingsplicht (zoals bedoeld in artikel 7:928 lid 1 Burgerlijk wetboek). Als uitgangspunt geldt hierbij dat op grond van artikel 7:928 lid 1 BW je bent gehouden om vóór het sluiten van de verzekeringsovereenkomst aan de verzekeraar alle feiten mee te delen die je kent of behoort te kennen en waarvan je weet of behoort te begrijpen dat de beslissing van de verzekeraar of, en zo ja, op welke voorwaarden zij de verzekering zou willen sluiten, af kan hangen.
De gezondheidsverklaring
Vraag 3 van de gezondheidsverklaring luidt als volgt:
‘Heeft u een of meer van de volgende aandoeningen, ziekten, klachten en/of gebreken? Of heeft u deze gehad? Kruis dan het hokje voor de letter aan (A t/m D). Hierbij staat hokje B met ‘klachten van psychische aard’.
Op de volgende bladzijde, staat in de kantlijn de opmerking:
‘Let op! Kruis ook ja aan als u:
– bij een huisarts, hulpverlener of arts bent geweest. Of als u deze heeft gebeld.’
Deze opmerking wordt gevolgd door hokje E t/m M. M is een hokje voor alle resterende aandoeningen, ziektes, klachten en/of gebreken.
De feiten
Eiser is in 2012 bij de huisarts geweest in verband met concentratieproblemen. De huisarts verwees eiser in november 2013 naar een psycholoog. De GZ-psycholoog stuurde de huisarts hierna een brief waarin stond: ‘Daar er geen sprake is van de aanwezigheid van psychopathologie, wordt aan patiënt geen behandelaanbod gedaan.’ In 2016 gaat eiser weer naar de huisarts omdat hij graag een verwijzing wil voor een psycholoog. De huisarts noteerde toen dat hij uitleg heeft gegeven dat bepaalde zaken inderdaad geen ziekten zijn en dat daarvoor geen professionele hulp nodig is.
Een coach, trainer en GZ-psycholoog, schreef in een brief aan de huisarts in juni 2016 dat hij geen diagnose kan stellen en eiser dus niet kon behandelen als psycholoog en eenmalig een coachingsgesprek heeft gevoerd.
Het geschil
Volgens Aegon had eiser bovenstaande moeten melden op het vragenformulier en heeft hij – door dat niet te doen – zijn mededelingsplicht geschonden. Aegon stelt dat men arbeidsongeschiktheid door psychische klachten hadden uitgesloten als men op de hoogte was geweest van deze feiten.
Eiser stelt echter dat er geen stoornis of gebrek is vastgesteld. Hij stelt zich op het standpunt dat hij de vragen in de gezondheidsverklaring zo mocht opvatten dat alleen klachten die (na onderzoek) hebben geleid tot een diagnose en/of een behandeling gemeld hadden moeten worden.
Eiser heeft bij de rechtbank gevorderd dat Aegon wordt veroordeeld om de overeenkomst na te komen zonder uitsluiting of clausulering van de dekking en dat de vermelding van zijn naam in het interne verwijzingsregister wordt verwijderd. De rechtbank heeft de vorderingen van eiser afgewezen. Eiser ging hierop in hoger beroep
Het oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het eiser niet kan worden aangerekend dat hij hokje B (‘Aandoening, ziekte of klachten van psychische aard’) niet heeft aangekruist. Het hof baseert zijn oordeel op de volgende overwegingen.
Indien de door verzekeraar opgestelde vragenlijst de grondslag vormt voor de verzekering, kan de verzekeraar zich er niet op beroepen dat de vragen niet zijn beantwoord of feiten waarnaar niet was gevraagd, niet zijn medegedeeld, en evenmin dat een in algemene termen vervatte vraagonvolledig is beantwoord, tenzij is gehandeld met het opzet de verzekeraar te misleiden. Naar vaste rechtspraak geldt daarbij dat eiser de vragen in de vragenlijst heeft mogen opvatten overeenkomstig de zin die hij aan die vragen onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mocht toekennen.
Het hof wijst erop dat bij de gezondheidsverklaring (waarop de hokjes A tot en met D staan vermeld) er niet op wordt gewezen om ook ‘Ja’ aan te kruisen als men bij een huisarts, hulpverlener of arts is geweest. Die opmerking/waarschuwing staat pas in de kantlijn op de volgende bladzijde.
Door die laatste opmerking/waarschuwing pas in de kantlijn op de volgende pagina te plaatsen kan op zijn minst de indruk zijn gewekt dat de hokjes A tot en met D alleen aangekruist hoefden te worden als er sprake was of is geweest van een reële/daadwerkelijke aandoening, ziekte, klacht en/of gebrek. Aan het voorgaande voegt het hof nog toe dat het, los van het voorgaande, nog maar de vraag is of eiser had moeten begrijpen dat concentratieproblemen beschouwd dienen te worden als “psychische klachten’.
Aegon stelt dat ook bij hokje M ‘Ja’ ingevuld had moeten worden. Hokje M betreft een open vraag naar alle resterende aandoeningen, ziektes, klachten en/of gebreken. Zo een open vraag betekent feitelijk dat eiser zijn complete huisartsenjournaal bij de gezondheidsverklaring zou moeten voegen. Dat kan redelijkerwijs niet van een aspirant verzekerde worden verwacht en deze hoeft dat redelijkerwijze ook niet in die zin te begrijpen.
Conclusie
Uit de voorgaande overwegingen volgt dat het hof van oordeel is dat eiser niet in strijd heeft gehandeld met zijn mededelingsplicht.
Vragen over een verzekeringskwestie?
Heeft u vragen over dit onderwerp? Aarzel dan niet om contact met ons op te nemen. Dat kan via het telefoonnummer boven in beeld of via info@jba.kijk.com.