Schending artikel 54 RVV levert ernstige verkeersovertreding automobilist op, ook bij gevaarlijk rijgedrag tegenpartij 

Het Gerechtshof Den Haag heeft zich op 2 mei 2023 uitgelaten over de vraag of een automobilist die bij het verlaten van een uitrit in botsing komt met een motor aansprakelijk is voor de aanrijding, indien sprake is van ernstig gevaarzettend rijgedrag aan de zijde van de motorrijder. Het arrest van het Gerechtshof Den Haag kunt u hier teruglezen.

Feiten

Op 22 juni 2019 vond in de Leidsestraat in Hillegom een aanrijding plaats tussen een auto en een motor. De Leidsestraat is een weg bestaande uit een rijbaan voor verkeer in twee rijrichtingen, gescheiden door een dubbele doorgetrokken streep. Aan beide kanten van de rijbaan bevinden zich parkeervakken en uitritten, en aan beide kanten van de rijbaan is een afzonderlijk fietspad gelegen.

De desbetreffende auto stond vlak voor de aanrijding stil op een uitrit en is vervolgens vanuit de uitrit naar links de rijbaan opgereden. De motor kwam ongeveer gelijktijdig over de Leidsestraat aangereden en is vervolgens tegen de linkerzijde van de auto gebotst, ter hoogte van de zijspiegel. De motorrijder heeft ernstig letsel opgelopen als gevolg van het ongeval, waaronder een klaplong, vijf gebroken ribben en een hersenschudding.

Uit de bevindingen van de verkeersongevallenanalyse blijkt dat de snelheid waarmee de motor reed tussen de 52,8 en 66,2 km per uur zal hebben gelegen. Ter plaatse bedroeg de maximumsnelheid 50 km per uur.

De motorrijder was ten tijde van het ongeval niet in het bezit van een geldig motorrijbewijs. Evenmin was hij op dat moment bevoegd om te rijden in een personenauto (categorie B). Daarnaast staat vast dat hij kort voor het ongeval gevaarlijk rijgedrag vertoonde.

Rechtsvraag

In casu draait het om de vraag of Achmea als wettelijke aansprakelijkheidsverzekeraar van de auto aansprakelijk is voor het ongeval, nu de automobilist bij het verrichten van een bijzondere manoeuvre, zijnde het vanaf de uitrit oprijden van de rijbaan, geen voorrang heeft verleend aan de motorrijder. De vordering van de motorrijder is gebaseerd op artikel 54 RVV.

Eerste aanleg: oordeel rechtbank

In eerste aanleg heeft de rechtbank beslist dat de automobilist jegens de motorrijder aansprakelijk is voor het ongeval. De schadevergoedingsplicht van diens verzekeraar Achmea wordt door de rechtbank bepaald op slechts 40%, vanwege eigen schuld aan de zijde van de motorrijder en toepassing van de billijkheidscorrectie.

De rechtbank heeft beslist dat beide partijen verkeersfouten hebben gemaakt en dat, in onderling verband en samenhang bezien, de verkeersfouten van de automobilist voor 30% hebben bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval. Vanwege de ernst van het letsel van de motorrijder en het feit dat hij niet verzekerd was voor andere schade dan ziektekosten en de ernstige gevolgen van het ongeval, oordeelde de rechtbank dat de motorrijder een beroep toekomt op de billijkheidscorrectie voor 10%. Aldus wordt de schadevergoedingsplicht van Achmea door de rechtbank bepaald op slechts 40%.

De motorrijder is het niet eens met het vonnis van de rechtbank en dient daarom hoger beroep in bij het gerechtshof.

Hoger beroep: oordeel gerechtshof

In hoger beroep bevestigt het gerechtshof dat de automobilist jegens de motorrijder aansprakelijk is voor het ongeval. Volgens het gerechtshof heeft de automobilist artikel 54 RVV geschonden en daarmee onrechtmatig gehandeld jegens de motorrijder.

Artikel 54 RVV verplicht een automobilist om bij het verrichten van een bijzondere manoeuvre – zoals wegrijden, achteruitrijden, uit een uitrit de weg oprijden, van een weg een inrit oprijden, keren, van een invoegstrook de doorgaande rijbaan oprijden, van de doorgaande rijbaan de uitrijstrook oprijden en van rijstrook wisselen – voorrang te verlenen aan het overige verkeer. Het gerechtshof benadrukt dat artikel 54 RVV niet alleen het gebod tot ‘voorrang verlenen’ omvat, maar ook een verbod om het overige verkeer te hinderen. Het hinderverbod van artikel 54 RVV impliceert een absolute verplichting om al het overige verkeer voor te laten gaan. Dit hinderverbod prevaleert zelfs boven de voor het overige verkeer geldende voorrangsregels. Dit betekent dat degene die een uitrit verlaat zonder te voldoen aan de absolute verplichting van artikel 54 RVV dus een ernstige verkeersovertreding maakt, aldus het gerechtshof.

Het gerechtshof onderkent echter dat de motorrijder ook verkeersfouten heeft gemaakt die hebben bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval. Het gerechtshof somt de door de motorrijder gemaakte verkeersfouten op:

  • De motorrijder overschreed de maximumsnelheid met minimaal 2,8 tot maximaal 12,2 km/uur;
  • De motorrijder had kort voor de plaats van het ongeval een gevaarlijke inhaalmanoeuvre uitgevoerd en daarbij een doorgetrokken streep genegeerd. Dit betrof een gevaarlijke inhaalmanoeuvre in de bocht vlak vóór de plek van het ongeval. De motorrijder haalde met hoge snelheid een andere auto in, begon hierdoor te slingeren, verloor licht zijn balans en moest zelfs zijn voet aan de grond zetten. Het redelijkerwijs voorzienbare gevolg van dit gevaarzettende rijgedrag is volgens het gerechtshof dat de motorrijder niet op tijd en niet gecontroleerd zou kunnen remmen wanneer dat plotseling nodig zou zijn.

Vervolgens vindt een causale verdeling plaats door het gerechtshof. Daarbij oordeelt het gerechtshof dat de verkeersfouten van de automobilist, respectievelijk de motorrijder in gelijke mate hebben bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval: 50%. Voor toepassing van de billijkheidscorrectie ten gunste van de motorrijder ziet het gerechtshof geen ruimte, waardoor de schadevergoedingsplicht van Achmea door het gerechtshof wordt bepaald op 50%

Conclusie

Het arrest van het gerechtshof geeft een interessante blik op de visie van rechters ten aanzien van de toepassing van artikel 54 RVV. Het gerechtshof benadrukt dat het hinderverbod van artikel 54 RVV een absolute verplichting impliceert om al het overige verkeer voor te laten gaan. Dit hinderverbod gaat zeer ver, hetgeen betekent dat degene die een uitrit verlaat zonder te voldoen aan de absolute verplichting van artikel 54 RVV een ernstige verkeersovertreding maakt. Wie bij het verrichten van een bijzondere manoeuvre, zoals het verlaten van een uitrit, geen voorrang verleend aan overig keer, zal dus niet eenvoudig onder de aansprakelijkheid uit kunnen komen. Wel kan sprake zijn van een vermindering van de schadevergoedingsplicht indien de tegenpartij ook verkeersfouten heeft gemaakt.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *