OLVG-ziekenhuis aansprakelijk voor val patiënt van operatietafel

Op 23 december 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam zich uitgelaten over de vraag of het OLVG-ziekenhuis van Amsterdam aansprakelijk is voor de val van een patiënt van een operatietafel. De uitspraak van de rechtbank is op 28 december 2021 gepubliceerd en kunt u hier teruglezen.

Feiten 

Op 6 december 2017 is verzoekster in het OLVG-ziekenhuis onder narcose geopereerd aan haar linkerschouder. Bij de operatie is gebruikgemaakt van een operatiematras (een zogenaamd korrelmatras). Zo’n operatiematras wordt vacuüm gezogen om de patiënt op de operatietafel te stabiliseren en in de juiste operatiepositie te houden.

Verzoekster is aan het einde van de operatie van de operatiematras afgegleden en op de grond beland. De operatiematras is namelijk tijdens de operatie niet vacuüm gebleven en is zacht geworden, waardoor deze zijn stabiliserende/fixerende werking is verloren en verzoekster op de grond is beland.

Partijen verschillen met elkaar van mening of verzoekster, zoals zij zelf stelt, van de operatietafel op de grond is gevallen, of dat zij van de operatietafel is afgegleden, tegen de medewerkers van de operatiekamer aan (hierna: de OK-medewerkers) en vervolgens naar de grond toe is begeleid door hen.

Verzoekster stelt als gevolg van voorgenoemd incident klachten opgelopen te hebben aan haar rug, nek en rechterheup. Deze klachten ervoer zij vóór het incident niet en belemmeren haar in haar beroep als tramconductrice, zo stelt verzoekster.

Verzoekster stelt het OLVG-ziekenhuis aansprakelijk voor haar schade als gevolg van haar val van de operatietafel op 6 december 2017. Verzoekster stelt dat het OLVG-ziekenhuis jegens haar toerekenbaar tekort is geschoten in haar medische zorgplicht bij het uitvoeren van de geneeskundige behandelovereenkomst, dan wel onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld.

Volgens verzoekster was de operatiematras vóór de operatie al lek en heeft het OLVG-ziekenhuis dus gebruikgemaakt van een ondeugdelijke hulpzaak (artikel 6:77 BW). Indien de operatiematras niet vóór de operatie al lek was, is deze volgens verzoekster tijdens de operatie door een handeling van het personeel lek geraakt en heeft het ziekenhuis dus zijn zorgplicht zoals neergelegd in artikel 7:453 BW geschonden.

Juridisch kader 

De rechtbank stelt voorop dat tussen verzoekster en het OLVG-ziekenhuis een medische behandelingsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 7:446 BW tot stand is gekomen. Indirect is daarmee ook een medische behandelingsovereenkomst tot stand gekomen tussen verzoekster en de medisch hulpverleners van het OLVG-ziekenhuis.

Ingevolge de maatstaf van artikel 7:453 BW dient een medisch hulpverlener bij zijn/haar werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht te nemen. Daarbij dient hij/zij te handelen in overeenstemming met de op hem/haar rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard. De hulpverlener moet die zorg betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.

Voorts geldt dat ingevolge artikel 6:77 BW een tekortkoming aan de schuldenaar wordt toegerekend indien deze ontstaat doordat bij de uitvoering van de verbintenis gebruik wordt gemaakt van een (hulp)zaak die voor het uitvoeren van de verbintenis ongeschikt is, tenzij dit gelet op de inhoud en strekking van de rechtshandeling waaruit de verbintenis voortspruit de in het verkeer gelende opvattingen en de overige omstandigheden van het geval onredelijk zou zijn.

Op het OLVG-ziekenhuis rust verder als ziekenhuis ingevolge artikel 7:462 BW een centrale aansprakelijkheid voor de tekortkoming van bij de behandelingsovereenkomst betrokken hulpverleners die bij haar in dienst zijn.

Oordeel rechtbank 

Zoals al vermeld verschillen partijen van mening over of verzoekster, zoals zij zelf stelt, van de operatietafel op de grond is gevallen, of dat zij van de operatietafel is afgegleden, tegen de OK-medewerkers aan en vervolgens naar de grond toe is begeleid door hen. In elk geval is niet in geschil dat verzoekster niet van de operatietafel op de grond zou zijn terecht gekomen indien de operatiematras goed zou hebben gefunctioneerd. Evenmin is in geschil dat de operatiematras, indien deze goed functioneert en dus vacuüm blijft, op zichzelf een geschikt hulpmiddel is voor het verrichten van de medische ingreep die verzoekster heeft ondergaan, namelijk om een patiënt tijdens een operatie in een stabiele en veilige positie op de operatietafel te houden.

De rechtbank houdt grofweg rekening met twee scenario’s:

Scenario 1: de gebruikte operatiematras functioneerde niet goed (hij bleef niet vacuüm), omdat de matras is lek geraakt door toedoen van (een) OK-medewerker(s), bijvoorbeeld doordat het is geraakt door een scherp instrument, of,

Scenario 2: de gebruikte operatiematras functioneerde niet goed (hij bleef niet vacuüm) als gevolg van een lek dat al voor de operatie aanwezig was.

Beide scenario’s leiden naar het oordeel van de rechtbank tot aansprakelijkheid van het OLVG-ziekenhuis.

Voor scenario 1 geldt dat het OLVG-ziekenhuis geen feiten of omstandigheden heeft gesteld waaruit zou blijken dat is voldaan aan de uit artikel 7:453 BW voortvloeiende zorgvuldigheidseisen en dat dus wel de zorg is betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in dezelfde omstandigheden mag worden verwacht. Dat betekent volgens de rechtbank dat in elk geval sprake is geweest van een toerekenbare tekortkoming van (een) OK-medewerker(s) jegens verzoekster.

Voor scenario 2 geldt dat door de OK-medewerkers in dienst van het OLVG-ziekenhuis gebruikt is gemaakt van een ondeugdelijk medisch hulpmiddel. De rechtbank stelt vast dat de operatiematras gebruikt is door OK-medewerkers ten behoeve van de fixatie van verzoekster op de operatietafel tijdens de operatie. De operatiematras is dus gebruikt bij de uitvoering van een verbintenis die voortvloeit uit de tussen verzoekster en het OLVG-ziekenhuis gesloten behandelingsovereenkomst.

Een zaak is ongeschikt in de zin van artikel 6:77 BW wanneer zij niet voldoet aan de eisen die men daaraan met het oog op het gebruik bij de uitvoering van de verbintenis kan stellen. Het gaat niet om de vraag of een matras als deze in zijn algemeenheid geschikt was voor het beoogde doel, maar of het exemplaar dat bij de operatie van verzoekster is gebruikt, geschikt was. Dat is evident niet het geval, oordeelt de rechtbank. Het matras is niet vacuüm gebleven tijdens de operatie, maar is langzaam leeggelopen/zacht geworden en was daardoor niet geschikt om verzoekster tijdens de hele operatie goed op de operatietafel te stabiliseren. De matras voldeed dus niet aan de eisen die daaraan gesteld mochten worden (artikel 6:77 BW).

Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of toerekening van de gevolgen van het gebruik van de ondeugdelijke operatiematras onredelijk is, nu, zoals het OLVG-ziekenhuis aanvoert, de OK-medewerkers al het mogelijke hebben gedaan ter voorkoming van schade. Volgens het OLVG-ziekenhuis konden de OK-medewerkers op voorhand niet zien of weten dat de matras niet goed functioneerde en hebben zij nadat het incident zich had voltrokken, snel, adequaat en zorgvuldig gehandeld.

De rechtbank stelt voorop dat de operatiematras door het OLVG-ziekenhuis is geselecteerd en ingekocht. Dat de matras ongeschikt was, ligt daarom op de eerste plaats in de risicosfeer van OLVG. Verder geldt dat het ziekenhuis geacht moet worden bekend te zijn met de naam van de producent of leverancier van de ongeschikte matras. Zij was in staat om de matras op een afdoende manier te controleren. Voor zover het OLVG-ziekenhuis van mening is dat niet scenario A, maar scenario B zich heeft voltrokken, kan zij desgewenst regres zoeken bij de producent of leverancier. De rechtbank ziet aldus geen aanleiding om een uitzondering te aanvaarden op de hoofdregel van toerekenbaarheid van artikel 6:77 BW. Noch de aard en strekking van de geneeskundige behandelingsovereenkomst, noch de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval brengen mee dat het niet redelijk is om het risico van het gebruik van deze voor het beoogde doel ongeschikte operatiematras bij OLVG te leggen.

Conclusie 

Hoewel de exacte toedracht van het incident onduidelijk blijft, acht de rechtbank het OLVG-ziekenhuis aansprakelijk voor de schade van verzoekster als gevolg van haar val van de operatietafel op 6 december 2017. De rechtbank houdt mogelijk met twee scenario’s, welke beide volgens de rechtbank leiden tot aansprakelijkheid van het OLVG-ziekenhuis. Het OLVG-ziekenhuis is aldus gehouden om de schade van verzoekster als gevolg van het ongeval te vergoeden.

 

 

 

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *