No cure no pay? Bezint eer ge begint!
No cure no pay overeenkomsten met een belangenbehartiger lijken steeds populairder te worden. Wordt door de belangenbehartiger immers geen resultaat geboekt, dan hoeft de cliënt niets aan de belangenbehartiger te betalen. Dit lijkt in eerste instantie erg gunstig voor u als cliënt, maar er zitten ook grote nadelen aan. Deze leggen we hieronder uit.
Nadelen
Een groot nadeel bij een no cure no pay overeenkomst is dat als het de belangenbehartiger wel lukt om een resultaat te behalen (bijvoorbeeld een schadevergoeding), dat de cliënt dan een deel van zijn schadevergoeding moet inleveren. Deze moet dan aan de belangenbehartiger betaald worden.
Voor advocaten loopt sinds januari 2014 een proef. Dit houdt in dat advocaten in letselschadezaken hun cliënten mogen bijstaan op basis van no cure no pay. Zodra het de advocaat lukt om een schadevergoeding te regelen voor de cliënt, mag hij afspreken dat de cliënt maximaal 25% van de schadevergoeding moet inleveren. Dit percentage mag zelfs maximaal 35% zijn indien de advocaat ook de externe kosten voorfinanciert, zoals bijvoorbeeld kosten voor het inwinnen van medisch advies en/of medische informatie.
Nog los van de vergoeding die u op basis van een no cure no pay overeenkomst aan de advocaat moet betalen (maximaal 25% of 35%), kan de advocaat zijn kosten (alle gewerkte uren tegen een bepaald uurtarief) op grond van artikel 6:96 BW bij de aansprakelijke partij in rekening brengen. De advocaat (of andere belangenbehartiger) krijgt dan dus dubbel betaald en u als slachtoffer bent een deel van uw schadevergoeding kwijt.
Een voorbeeld
Op 8 december 2015 boog het Hof Den Bosch zich over een dergelijke no cure no pay afspraak. De volledige uitspraak vindt u hier. De casus was als volgt: een schaderegelingsbureau had voor een cliënte een schadevergoeding van € 30.000 “all-in” geregeld. Hier zat dus zowel de schadevergoeding in voor de cliënte als de kosten van het schaderegelingsbureau. Het schaderegelingsbureau keerde vervolgens slechts een bedrag van € 15.597.94 uit aan het haar cliënte. De cliënte vorderde vervolgens betaling van een bedrag van € 9.902,06 van het schaderegelingsbureau. Volgens haar was dit bedrag schadevergoeding waar ze gewoon recht op had. De rechtbank en het Hof vonden dat niet. Zij wezen de vordering af, omdat de cliënte dit zelf zo had afgesproken in de no cure no pay overeenkomst.
Alternatieven
Uiteraard is het begrijpelijk dat niet iedereen geld heeft om het hoge uurtarief van een advocaat te betalen. Dit betekent echter nog niet dat u als onvermogende met lege handen staat en ‘verplicht’ wordt om een no cure no pay overeenkomst te sluiten. Er zijn namelijk alternatieven. Zo kan er bijvoorbeeld een toevoeging worden aangevraagd indien het inkomen in het peiljaar lager is dan de inkomensnorm (op dit moment is dat maximaal € 26.000 voor alleenstaanden en € 36.800 voor gehuwden, samenwonenden of éénoudergezinnen). Komt u hiervoor in aanmerking, dan betaalt de overheid een tegemoetkoming in de advocaatkosten (de externe kosten zitten daarbij niet inbegrepen) en u bent als cliënt slechts een eenmalige eigen bijdrage verschuldigd. De hoogte van de eigen bijdrage hangt af van het inkomen. Op de website van de Raad voor Rechtsbijstand vindt u meer informatie over de toevoeging.
Contact
Jeroen Bosch Advocaten helpt bij letselschade, aansprakelijkheid en verzekeringsrecht. Bent u als werknemer slachtoffer geworden van een verkeersongeval? Heeft u schade opgelopen tijdens de uitoefening van uw werkzaamheden? Neem dan vooral contact met ons op. Wij helpen u graag. U kunt ons bereiken op telefoonnummer 073-6900888. Daarnaast kunt u ons een facebookbericht sturen of een e-mail naar info@jba.kijk.com