Groepsaansprakelijkheid
Groepsaansprakelijkheid
De Hoge Raad heeft op 2 oktober 2015 een interessante uitspraak gewezen over groepsaansprakelijkheid. Begin dit jaar is groepsaansprakelijkheid ook in een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant aan bod gekomen. Groepsaansprakelijkheid komt niet vaak voor. Ook is groepsaansprakelijk bij velen niet bekend. Het is daarom eens goed om stil te staan bij groepsaansprakelijkheid.
Artikel 6:166 BW
De groepsaansprakelijkheid is geregeld in artikel 166 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 6:166 BW bepaalt dat indien één van tot een groep behorende personen onrechtmatig schade toebrengt en de kans van slagen op het aldus toebrengen van schade deze personen had behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband, zij hoofdelijk aansprakelijk zijn indien deze gedragingen hun kunnen worden toegerekend.
Het artikel bevat de volgende vereisten waaraan moet worden voldaan:
1. degene die de schade rechtstreeks toebracht moet een onrechtmatige daad hebben begaan (6:162 BW). Niet is noodzakelijk dat hem schuld treft;
2. de kans op het aldus toebrengen van schade moet zodanig zijn geweest, dat zij de tot de groep behorende personen hadden behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband. Dit impliceert dat alleen hij aansprakelijk kan zijn, die wist of behoorde te begrijpen dat het groepsoptreden het gevaar schiep voor schade als die in concreto is toegebracht;
3. een tot de groep behorende persoon is alleen aansprakelijkheid indien hem schuld treft.
Groepsaansprakelijkheid geldt alleen voor schade die in groepsverband is aangericht. Een groep wil hier zeggen dat twee of meer personen betrokken zijn. Zij hoeven niet langdurig een groep te vormen. Het gaat erom dat ze op het moment van de daad samen waren en er allemaal bij betrokken waren.
Groepsaansprakelijkheid in een groep is vaak lastig vast te stellen. Van deelneming is sprake indien een deelnemer op de een of andere manier een bijdrage heeft geleverd aan de gedragingen die het gevaar voor schade hebben doen ontstaan en tussen die bijdrage en de bijdrage van de andere deelnemer aan die gedragingen een samenhang bestaat dat die gedragingen van de deelnemers als gedragingen in groepsverband gekwalificeerd kunnen worden. Deze maatstaf is in een vergelijkbaar geval geformuleerd door het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch in zijn arrest van 22 oktober 2013.
Vaak wordt er door de deelnemers een beroep gedaan op het ontbreken van het causaal verband tussen de gedraging en de door de benadeelde geleden schade (zo ook in de uitspraak van Rechtbank Zeeland- West-Brabant). Het voordeel van artikel 6:166 BW is in dit geval dat de gehele groep aansprakelijk kan worden gehouden. Op deze manier kan een deelnemer zich niet aan mede-aansprakelijkheid onttrekken.
Op grond van het tweede lid van artikel 6:166 BW moeten de groepsleden onderling voor gelijke delen bijdragen in de schadevergoeding.
De regeling van groepsaansprakelijkheid geldt niet voor ouders van kinderen onder de veertien jaar. Hun ouders kunnen alleen aansprakelijk worden gehouden voor schade die hun eigen kind heeft veroorzaakt.
De Hoge Raad aan het woord
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 2 oktober 2015 geoordeeld dat de benadeelde die ten gevolge van een gedraging in groepsverband schade heeft geleden ermee kan volstaan één van de tot de desbetreffende groep behorende personen aan te spreken.
In deze uitspraak ging het om een diefstal van opleggers. De groep is veroordeeld op grond van artikel 140 Wetboek van Strafrecht. Artikel 140 Wetboek van Strafrecht stelt het deelnemen aan een organisatie die het plegen van een misdrijf tot oogmerk heeft strafbaar. Dit is volgens de Hoge Raad niet voldoende om meteen gedragingen in groepsverband, op grond van artikel 6:166 BW, aan te nemen.
De Hoge Raad oordeelt: “De gedragingen in groepsverband waarop artikel 6:166 lid 1 BW ziet, betreffen niet het deelnemen aan dergelijke organisatie als zodanig, maar concrete onrechtmatige handelingen in groepsverband die schade hebben veroorzaakt.”
Van concrete onrechtmatige handelingen is wel sprake in de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 februari 2015.
Wat gebeurde er in de uitspraak van 18 februari 2015?
Het incident heeft plaatsgevonden in de nacht 21 op 22 juli 2012. Eiser was met drie vrienden gaan stappen in Renesse. Om 02:50 uur wilden zij naar huis gaan. Eén van hen was dronken. De BOB ging de auto ophalen. Eiser bleef met twee vrienden wachten totdat de auto zou arriveren. Op dat moment kwam gedaagde aanlopen in gezelschap van één vriend en twee meisjes. Gedaagde sprake eiser aan en zocht ruzie met hem.
Gedaagde heeft eiser twee vuistslagen in zijn gezicht gegeven. Eiser kwam daardoor ten val en kwam met zijn rug op de grond te liggen. Gedaagde kwam bovenop eiser liggen. Eiser heeft als gevolg hierop de handen van gedaagde vastgepakt, zodat gedaagde hem niet kon slaan. Eiser kreeg toen een aantal trappen links tegen zijn hoofd door een derde. Eiser heeft vervolgens de handen van gedaagde los gelaten. Gedaagde heeft eiser vervolgens nog enkele klappen gegeven. Gedaagde is even daarna gevlucht, maar uiteindelijk door de politie opgepakt.
Gedaagde verzet zich in deze zaak tegen toepassing van artikel 6:166 BW, omdat volgens hem daarvoor een bewust gezamenlijk optreden is vereist. Daarnaast stelt gedachte zich op het standpunt dat een derde tegen het hoofd van eiser heeft getrapt. Gedaagde acht zich niet aansprakelijk op grond van artikel 6:166 BW.
De kantonrechter oordeelt
Voor het handelen op grond van artikel 6:166 BW is niet vereist dat er sprake is van overleg en/of gecoördineerd handelen. Evenmin behoeft er sprake te zijn van een gezamenlijk opzet op het toebrengen van de schade.
De kantonrechter stelt vervolgens dat het uitgaansgeweld in Renesse in de zomer berucht is. Regelmatig vinden er geweldsincidenten plaats in Renesse. Hier heeft de kantonrechter wel een punt. Kijk namelijk maar eens naar de volgende berichten van november 2013, april 2015 en augustus 2015.
De kantonrechter vervolgt: “De gezamenlijkheid van het handelen heeft de kans op schade verhoogd, met name door het doen ontstaan van een sfeer die gevaar oproept en vergroot. Gedaagde had zich om die reden behoren te weerhouden van deelneming aan de bewuste gedragingen in groepsverband.”
De kantonrechter neemt groepsaansprakelijkheid ex artikel 6:166 BW aan.
Het is tot slot goed te vermelden dat de identiteit van de derde die tegen het hoofd van eiser heef geschopt geen rol heeft gespeeld. Van onvoldoende belang is of deze derde al dan niet vriend van gedaagde was die die nacht bij hem was. Ook al zou gedaagde die derde destijds niet hebben gekend, dan nog heeft gedaagde samen met die derde in groepsverband gehandeld in de zin van artikel 6:166 BW, zoals hiervoor is uitgelegd.
Smartengeld
Door de schoppen tegen zijn hoofd heeft eiser een trommelvliesperforatie van het linkeroor opgelopen en een persisterende tinnitus. De perforatie bleek na tien weken te zijn genezen. Na tien weken bleek er sprake te zijn van een licht gehoorverlies aan het linkeroor.
Voorts wordt aangenomen dat eiser is mishandeld zonder enige aanleiding. Aan eiser is daarom een smartengeldvergoeding van € 5.500,00 toegewezen.
Contact
Wilt u graag advies over dit onderwerp? Schroom dan vooral niet om contact met ons op te nemen. U kunt ons bereiken op telefoonnummer 073-6900888, of stuur ons een facebookbericht of een e-mail naar info@jba.kijk.com.