Door verwijtbaar medisch handelen van uroloog overlijdt een vrouw. Nabestaanden krijgen € 135.000 smartengeld

Onlangs oordeelde het gerechtshof Den Haag over de vraag of er sprake was van ernstig verwijtbaar medisch handelen van een uroloog ten aanzien van een vrouw die na een lang ziektebed aan nierkanker overleed.  Klik hier voor het arrest.

Wat was er aan de hand?

In 2007 werd bij de vrouw een CT-scan gemaakt. Bij toeval werd toen een Ruimte Innemend Proces (RIP) aan de rechternier ontdekt. De RIP had een doorsnede van bijna 4 centimeter. De vrouw stelde zich vervolgens onder behandeling bij een aan het ziekenhuis verbonden uroloog. In de daaropvolgende jaren stond de vrouw onder controle bij de uroloog. Verschillende CT-scans volgde en de uroloog besloot om een afwachtend beleid te voeren. In 2010 werd de vrouw uiteindelijk uit haar behandeling ontslagen.  Vanwege aanhoudende pijnklachten meldde de vrouw zich in 2013 opnieuw bij het ziekenhuis. Een andere uroloog stelde de diagnose gemetastaseerd renaalcelcarcinoom. Anders gezegd, de vrouw had een tumor in haar nier met uitzaaiingen. De vrouw werd medegedeeld dat ze ongeneeslijk ziek was. De daaropvolgende maanden raakte ze ernstig vermoeid. Ze begon vocht vast te houden wat zorgde voor veel pijn en bewegingsbeperkingen. Ter bestrijding van de pijn is de vrouw meerdere keren in het ziekenhuis opgenomen. Uiteindelijk overleed ze in 2014 aan de gevolgen van nierkanker. De laatste maanden van haar leven raakte de vrouw in een sociaal isolement. Ze was aan bed gekluisterd en had veel angst en verdriet vanwege de naderende dood.

De erfgenamen van de vrouw stelde het ziekenhuis aansprakelijk. Zij waren van mening dat er sprake was van ernstig verwijtbaar medisch handelen van de uroloog en eiste een immateriële schadevergoeding. De rechtbank Rotterdam kende eerder al een schadevergoeding van € 200.000,00 toe. Het gerechtshof Den Haag ging vervolgens in op de vraag of er sprake was van ernstig verwijtbaar medisch handelen van de uroloog en over de wijze van begroting van de immateriële schadevergoeding.

Wat oordeelde het hof?

Voor de vraag of de uroloog zich schuldig had gemaakt aan ernstig verwijtbaar medisch handelen schakelde het hof een deskundige in. De deskundige was van mening dat de uroloog in kwestie onzorgvuldig had gehandeld door een afwachtend beleid te hanteren. Tijdens een van de vele CT-scans werd duidelijk dat de tumor van de vrouw was gegroeid. Die toename had tot aanvullende diagnostiek en/of behandeling moeten leiden. Volgens de deskundige was er geen reden voor een afwachtende behandeling maar om onduidelijke redenen heeft de uroloog zijn afwachtende behandeling toch voortgezet. Daarmee heeft hij jarenlang gehandeld in strijd met de Nederlandse Richtlijn die aangeeft dat een RIP in de nier dat bij toeval is ontdekt, als een potentiële kwaadaardige verandering van de nier moet worden beschouwd en behandeld. Wanneer deze afwijking direct wordt behandeld kan dit bij patiënten leiden tot een langere overleving. Een afwachtend beleid lijkt niet gerechtvaardigd, tenzij bij de specifieke patiënt vanwege een andere reden operatief ingrijpen niet mogelijk is. Door de afwachtende houding is er een vertraging in de behandeling ontstaan waardoor de vrouw haar overlevingskans zag zakken van 92% in 2008 naar 13% in 2014. De verzekeraar van het ziekenhuis werd dus veroordeeld tot betaling van een immateriële schadevergoeding aan de erfgenamen van de vrouw.  Het hof boog zich vervolgens over de vraag over de wijze van schadebegroting.

Wijze van begroting

Bij de begroting van het smartengeld houdt de rechter rekening met alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de aansprakelijkheid en de aard van het letsel, de pijn, duur en de intensiteit van het verdriet, de gederfde levensvreugde die het gevolg is van de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust en de ernst van de inbreuk op het rechtsgevoel van de benadeelde. De rechter gaat op zoek naar (maximale) bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen hebben toegekend en houdt daarbij rekening met de gewijzigde maatschappelijke opvattingen en de ontwikkelingen in andere buitenlandse rechtsstelsels.

In het bijzonder sloot het hof aan bij een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden uit 1996. In die zaak ging het om een gynaecoloog die een kwaadaardig gezwel ontdekte bij een patiënte. De gynaecoloog besloot vervolgens om de ontwikkelingen van het gezwel af te wachten. Anderhalf jaar later kreeg de vrouw de diagnose baarmoederhalskanker en werd haar verteld dat zij binnen één jaar zou sterven. Geconstateerd werd dat bij een directe ingreep de vrouw een overlevingskans van 70 % tot 90 % zou hebben gehad. In deze zaak werd een bedrag van € 68.067 toegekend (per 2017 geïndexeerd op € 101.006,00).

In zowel het geval van de gynaecoloog als de uroloog was er sprake van een verwijtbaar medisch delay. In de zaak van de gynaecoloog hield het hof onder andere rekening met de angst en het sociale isolement waarin de vrouw leefde, het feit dat de uroloog de vrouw jarenlang, ten onrechte, gerust had gesteld en het feit dat het smartengeld in de loop der jaren is gestegen. Het hof kende uiteindelijk een immateriële schadevergoeding van € 135.000,00 toe.

Het hof oordeelde dat er sprake was van ernstig verwijtbaar medisch handelen van de uroloog waardoor bij de vrouw een reële kans op overleving verloren is gegaan. Hoewel het hof een lagere vergoeding toekende dan oorspronkelijk was verzocht werd uiteindelijk een ruime vergoeding aan smartengeld toegekend. Een terechte uitspraak.

Heeft u vragen over dit onderwerp?

Schroom dan vooral niet om contact met ons op te nemen. Wellicht kunnen we iets voor u betekenen. U kunt ons bereiken op telefoonnummer 073-6900888, of stuur ons een facebookbericht of een e-mail naar info@jba.kijk.com.

 

 

 

 

 

 

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *