Aansprakelijkheid voor een duik in ondiep water?

Op 26 oktober 2023 oordeelde de Rechtbank Limburg over het aansprakelijkheidsvraagstuk in een zaak waarin een man letsel heeft opgelopen nadat hij een duik nam in ondiep water. De man heeft hierdoor ernstig letsel opgelopen, namelijk een hoge dwarslaesie. U kunt hier de uitspraak teruglezen.

Wat is er gebeurd?

Op 12 juni 2020 is de verzoekende partij in deze procedure een ongeval overkomen in een natuurgebied. Het betreft een openbaar natuurgebied gelegen aan een deel van een meer. Verweerster is de eigenaar en beheerder van het natuurgebied. Het natuurgebied is vrij toegankelijk via één toegangspoort.

Ten tijde van het ongeval was verzoeker 16 jaar oud en had hij met een groepje jongeren afgesproken om te gaan zwemmen in het meer. Hij is het natuurgebied via de toegangspoort ingegaan. Vervolgens heeft hij circa 1,2 kilometer gefietst en hebben zij ergens op de oever hun handdoeken in het gras neergelegd. Verzoeker had nog niet eerder op deze locatie gezwommen.

Andere jongeren van het groepje stonden al in het water en moedigden verzoeker aan om ook in het water te komen. Verzoeker heeft vervolgens vanaf de oever een sprintje getrokken, is een stukje het water in gerend en is vervolgens het water ingedoken. Als gevolg van deze duik in het ondiepe water heeft hij zijn nek gebroken. Hij heeft een hoge dwarslaesie opgelopen en is blijvend rolstoelgebonden door het ongeval.

Vervolgens heeft de jongen verweerster in haar hoedanigheid van eigenaar en beheerder van het natuurgebied aansprakelijk gesteld voor de door hem als gevolg van het ongeval geleden schade. De aansprakelijkheid is door de aansprakelijkheidsverzekeraar van verweerster afgewezen.

Verzoeker is vervolgens een gerechtelijke procedure gestart en vraagt de rechtbank om een verklaring voor recht dat verweerster aansprakelijk is voor de schade die hij heeft geleden en nog zal lijden ten gevolge van het ongeval. Verzoeker legt aan zijn verzoek ten grondslag dat verweerster in strijd heeft gehandeld met artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek. Volgens verzoeker is er sprake van een onrechtmatige gevaarzetting doordat verweerster als eigenaar en beheerder van het natuurgebied niet heeft gewaarschuwd voor de op veel plaatsen ondiepe zwemplas.

Hoe oordeelt de rechtbank ten aanzien van de aansprakelijkheid?

De rechtbank overweegt dat de te beantwoorden vraag is of er sprake is van een onrechtmatige daad door verweerster doordat zij in de gegeven omstandigheden heeft gehandeld in strijd met een zorgplicht jegens verzoeker. De rechtbank acht de criteria uit het Kelderluik-arrest maatgevend voor de vraag of er sprake is van een onrechtmatige gevaarzetting.

Bij de beoordeling van deze criteria dient met name in aanmerking te worden genomen in hoeverre niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid waarschijnlijk is, hoe groot de kans is dat daaruit ongevallen ontstaan, hoe ernstig de gevolgen kunnen zijn, en in hoeverre het nemen van veiligheidsmaatregelen bezwaarlijk is.

De rechtbank is uiteindelijk van mening dat verweerster haar zorgplicht heeft geschonden door geen waarschuwingsborden voor het ondiepe water te plaatsen, waarmee zij op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek een onrechtmatige daad heeft gepleegd jegens verzoeker.

Belangrijke overwegingen voor de rechtbank voor dit oordeel zijn onder andere dat het meer waarin het ongeval plaatsvond ten tijde van het ongeval structureel werd gebruikt als onofficiële zwemlocatie, dat zwemmen ter plaatse was toegestaan en dat verweerster ervan op de hoogte was dat er veel jongeren naar het meer kwamen omdat zij wegens de coronamaatregelen weinig anders te doen hadden. Verder acht de rechtbank van belang dat het natuurgebied grenst aan open water en dat de ongevalslocatie vanwege de inrichting van de oever geschikt was om te zonnen en te zwemmen.

Volgens de rechtbank viel het verder te verwachten dat mensen niet altijd voorzichtig het water ingaan en dus vanuit de oever al rennend het water in zouden kunnen duiken. De rechtbank acht het verder een feit van algemene bekendheid dat duiken in ondiep water ernstig letsel kan veroorzaken, waardoor de kans op ongevallen met ernstige gevolgen groot was.

Naar het oordeel van de rechtbank was het verder niet bezwaarlijk voor verweerster om ter plaatse van de open plekken, waarvan haar bekend was dat er veel wordt gezwommen, de recreanten te waarschuwen voor het ondiepe water. Waarschuwen had volgens de rechtbank eenvoudig gekund door waarschuwingsborden in het water ter plekke te plaatsen.

De rechtbank komt derhalve tot het oordeel dat verweerster een situatie heeft laten voortbestaan die gevaarlijk is. De rechtbank oordeelt daarom dat verweerster aansprakelijk is voor de schade die verzoeker heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van de noodlottige duik.

Eigen schuld aan de zijde van de verzoeker en billijkheidscorrectie

Verweerster heeft een beroep op eigen schuld gedaan. Verweerster voert aan dat verzoeker zelf in de media heeft toegegeven een inschattingsfout te hebben gemaakt, hetgeen impliceert dat aan hem eigen schuld aan het ongeval kan worden verweten.

De rechtbank komt inderdaad tot de conclusie dat verzoeker voor de helft eigen schuld heeft aan het ontstaan van het ongeval. De rechtbank overweegt dat verzoeker zonder dat hij zich heeft vergewist van de diepte van het water, vanuit de oever het water in gerend is en vervolgens een duik heeft gemaakt. Verzoeker had eerst moeten kijken hoe diep het water was, aldus de rechtbank. Omdat verzoeker dit heeft nagelaten, heeft hij niet de voorzichtigheid betracht die hij in acht had moeten nemen en daarmee in belangrijke mate zelf bijgedragen aan zijn ongeval.

Wel past de rechter nog een billijkheidscorrectie toe. De rechtbank houdt hierbij rekening met de aard en ernst van het blijvende letsel, de jonge leeftijd van verzoeker ten tijde van het ongeval en het gegeven dat verweerster verzekerd is voor de schade.

Conclusie

Uiteindelijk verklaart de rechter voor recht dat verweerster aansprakelijk is voor het ongeval van 12 juni 2020. Rekening houdend met de billijkheidscorrectie, oordeelt de rechter dat verweerster en haar aansprakelijkheidsverzekeraar gehouden zijn om 80% van de geleden en nog te lijden schade van verzoeker te vergoeden.

Heeft u vragen over dit onderwerp?

Aarzel dan niet om contact met ons op te nemen. Dat kan via het telefoonnummer boven in beeld of door een e-mailbericht te sturen naar info@jba.nl.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *