Opzettelijke misleiding in het verzekeringsrecht
Op 15 november 2023 deed de rechtbank uitspraak in een zaak waar verzekeringsrecht centraal stond. De zaak ging over een geschil tussen een verzekerde en zijn arbeidsongeschiktheidsverzekering Klaverblad.
Eerder in een uitspraak van 15 februari 2023 had de rechtbank al vastgesteld dat de verzekerde Klaverblad opzettelijk heeft misleid en heeft zij overwogen dat Klaverblad een onderzoek naar verzekerde (waaronder een observatie) mocht verrichten. Alleen de hoogte van het als gevolg van de misleiding te betalen bedrag stond nog niet vast. In de uitspraak van november jl. gaat de rechtbank op de hoogte van het terug te betalen bedrag in.
Wat was er gebeurd?
De verzekerde was tegelzetter van beroep en had een eigen bedrijf. In dat kader heeft hij in 2007 een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten bij Klaverblad. De verzekerde heeft in 2015 een beroep gedaan op zijn arbeidsongeschiktheidsverzekering in verband met rugklachten. Hij heeft Klaverblad gemeld dat hij in september 2015 werkzaamheden als zelfstandig ‘controleur oplevering woningen’ is gaan verrichten. Het verzekerde beroep in de arbeidsongeschiktheidsverzekering is ook naar ‘controleur oplevering woningen’ aangepast. Verzekerde heeft zich op 20 maart 2017 (opnieuw) arbeidsongeschikt gemeld bij Klaverblad, ditmaal wegens voetletsel. Op 10 mei 2017 heeft verzekerde zich (wederom) arbeidsongeschikt gemeld bij Klaverblad, nu in verband met rugklachten. Volgens de verzekerde kon hij niet meer werken.
Onderzoek naar de arbeidsongeschiktheid
Klaverblad heeft op 5 april 2018 onderzoek laten doen naar de mate waarin de verzekerde werkzaamheden kon verrichten. De verzekerde is door een deskundige gehoord. Naar aanleiding van dit onderzoek is op 18 mei 2018 een rapport uitgebracht. Hierin staat dat de verzekerde 100% arbeidsongeschikt wordt geacht. Klaverblad heeft uitkeringen betaald op basis van 100% arbeidsongeschiktheid.
Per e-mail van 18 oktober 2018 heeft de verzekerde aan Klaverblad gemeld dat hij per 1 januari 2019 als conciërge in dienst zou treden bij een onderneming die op naam stond van zijn echtgenote. Volgens verzekerde bestonden de werkzaamheden van conciërge enkel uit voorbereidende werkzaamheden voor de bouw, zoals het klaarzetten van materialen. Het uitvoerende werk zou worden gedaan door derden (ingehuurd personeel). Zijn bedrijf zou worden voorgezet door zijn zwager en zijn vrouw.
Een andere melding op de aansprakelijkheidsverzekering
Opmerkelijk is dat verzekerde in november 2017 een melding heeft gedaan op een andere verzekering bij Nationale Nederlanden, namelijk de aansprakelijkheidsverzekering van zijn bedrijf. Het bedrijf was aansprakelijk gesteld voor gebreken aan tegelwerk. Uit deze melding blijkt dat verzekerde dit tegelwerk had uitgevoerd. Toen klaverblad hier achter kwam in 2020 hebben ze besloten een zogenaamd ‘persoonlijk onderzoek’ te starten. Zij heeft een onderzoeksbureau de verzekerde gedurende negen dagen laten observeren. Verzekerde wordt onder andere op de bouw aan het werk gezien. Volgens Klaverblad heeft de verzekerde Klaverblad opzettelijk misleid door, terwijl zij hem wegens arbeidsongeschiktheid uitkeringen betaalde, niet door te geven dat hij weer arbeid kon verrichten en verrichtte.
Opzet tot misleiding
Op grond van art. 7:941 lid 2 BW is de verzekerde na een schade verplicht om de verzekeraar alle inlichtingen en bescheiden te verschaffen die voor de beoordeling van de uitkeringsplicht relevant zijn. Ingevolge lid 5 van datzelfde artikel vervalt het recht op uitkering indien de verzekerde de medewerkingsplicht niet nakomt met het opzet de verzekeraar te misleiden.
Per brief van 19 november 2020 heeft Klaverblad de verzekerde bericht dat zij een beroep deed op artikel 7:941 lid 5 BW, dat zij het recht op uitkering als vervallen beschouwde en dat Klaverblad aanspraak maakte op (terug)betaling van door haar verrichte uitkeringen.
De rechtszaak
De verzekerde is het hier niet mee eens en stapt naar de rechter. De verzekerde vorderde de rechtbank te bepalen dat klaverblad alsnog moest uitkeren en ten onrechte persoonlijk onderzoek had laten verrichten. De rechtbank komt in tot de conclusie dat Klaverblad wel degelijk persoonlijk onderzoek naar verzekerde mocht verrichten. Dan kijkt de rechter naar de vraag of verzekerde Klaverblad (wel of niet) opzettelijk heeft misleid.
De rechtbank is van mening dat de verzekerde Klaverblad opzettelijk heeft misleid door, onder andere, niet door te geven dat hij in 2017, tijdens zijn (gestelde) arbeidsongeschiktheid, werkzaamheden als tegelzetter heeft verricht. Ook heeft de verzekerde Klaverblad opzettelijk misleid door niet door te geven dat hij zijn werkzaamheden had uitgebreid, omdat uit observatie is gebleken dat hij op diverse dagen in oktober 2020 op de bouwplaats fysieke inspanningen leverde. Dat de verzekerde werkte als tegelzetter blijkt uit de claim die is gedaan bij de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van de verzekerde. Daarop concludeert de rechtbank dat bedragen ten onrechte uitgekeerd aan verzekerde.
Hoogte van de terugbetaling
Bovenstaande is in februari van dit jaar vast komen te staan. De vraag waar de rechtbank in november jl. uitspraak over heeft gedaan is wat de hoogte is van het als gevolg van de misleiding te betalen bedrag.
Vanaf wanneer is het recht op uitkering vervallen?
De sanctie van artikel 7:941 lid 5 BW (het vervallen van het recht op uitkering) gaat in vanaf het moment dat de verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde (in dit geval [eiser] ) is tekortgeschoten. De vraag is nu geven vanaf wanneer verzekerde Klaverblad heeft misleid.
De rechtbank volgt Klaverblad in haar betoog dat dit vanaf november 2017 is geweest, omdat vaststaat dat de verzekerde in november 2017 werkzaamheden als tegelzetter heeft verricht en hij deze werkzaamheden niet heeft gemeld bij Klaverblad. Aangezien de verzekerde Klaverblad heeft misleid vanaf november 2017 is de verzekerde gehouden de uitkeringen terug te betalen vanaf 1 december 2017.
Conclusie
Een toewijzing van een beroep op verzwijging en misleiding in het verzekeringsrecht kan je duur komen te staan. De rechter oordeelt dat de verzekerde ook de medische kosten, wettelijke rente, onderzoekskosten en vrijstelde premie moet terug betalen. In totaal wordt de verzekerde veroordeeld tot (terug)betaling € 152.337,41.
Heeft u vragen over dit onderwerp?
Aarzel dan niet om contact met ons op te nemen. Dat kan via het telefoonnummer boven in beeld of door een e-mailbericht te sturen naar info@jba.nl. Heeft u een vraag over dit onderwerp