Het eigendom, bezit en houderschap van roofkunst: gevolgen voor de praktijk 

Alweer bijna een maand geleden presenteerde de Raad van Cultuur een rapport waarin onvoorwaardelijke teruggave van geroofde kunstobjecten van de Nederlandse Staat aan de herkomstlanden wordt bepleit. En of dat de tongen heeft losgemaakt in museumland! Want zouden onze musea dan niet leeg komen te staan? Nee, concludeerde wij eerder. In dit blog gaan wij dieper in op de juridische mogelijkheden bij het proces van teruggave van roofkunst. 

 De wensen en problemen van herkomstlanden 

Veel landen van waaruit kunst- en cultuurobjecten zijn meegenomen (herkomstlanden) wensen nog steeds dat kwalitatief goede, symbolische of unieke kunst- en cultuurobjecten worden teruggegeven. Dit blijkt onder meer uit interviews met de directeur Cultuur van Suriname en de directeur van het Museum Nasional in Jakarta, hier te vinden. Toch is dat makkelijker gezegd dan gedaan. Sommige landen kampen met een gebrek aan capaciteit om de honderdduizenden roofstukken op te nemen, of hebben niet de mogelijkheid de stukken op een professionele wijze op te slaan en te conserveren. Suriname zou daarom graag hulp van Nederland krijgen bij het opzetten van goede musea, Indonesië spreekt over een samenwerking om de goederen op een goede manier te vervoeren. Maar dergelijke afspraken maken en goede musea en conserveer- en restaureerprogramma’s opzetten kost tijd. Wat moet er in de tussentijd gebeuren met de roofkunst en wat zijn de juridische gevolgen daarvan? 

 De Nederlandse Staat blijft eigenaar 

Eerder schreven wij dat de Nederlandse Staat in veel gevallen eigenaar is geworden van de roofkunst. Als de Nederlandse Staat eigenaar blijft van een geroofd kunstwerk betekent dat in principe dat de Staat bevoegd is om te beslissen wat er met de zaak gebeurt. Eigendom is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben, zo zegt ook de wet (art. 5:1 BW). Een eigenaar is met uitsluiting van ieder ander bevoegd om de zaak te gebruiken, door het bijvoorbeeld in een museum te hangen, te vervreemden en bezwaren, maar ook verbruiken, veranderen en zelfs vernietigen. Het museum of het land dat de overdacht van het kunstwerk verlangt kan derhalve niet afdwingen dat de zaak wordt overgedragen, of voorkomen dat het wordt gebruikt of vernietigd 

Anderzijds kan de Staat ook weer niet alles doen wat hij verlangt. Het gebruik van een zaak mag niet in strijd komen met rechten van anderen. Ook de op wettelijke voorschriften en regels van ongeschreven recht gegronde beperkingen moeten bij het gebruik in acht worden genomen (art. 5:1 lid 2).  

Een belangrijk wettelijk voorschrift is bijvoorbeeld de Erfgoedwet. De Erfgoedwet bepaalt in artikel 2.1 dat museale cultuurgoederen (dat is een voorwerp dat behoort tot het cultureel erfgoed, in eigendom is van de Staat en zich in een museum bevindt) in goede staat moeten zijn. Ook moeten er maatregelen ter voorkoming van diefstal, verlies, beschadiging of vernietiging van museale cultuurgoederen worden getroffen. Deze wettelijke (inspannings)verplichting beperkt dus de rechten van de Staat als eigenaar van de roofkunst. 

Daarnaast blijkt uit artikel 5:1 lid 2 BW in samenhang met 3:13 BW dat een eigenaar ook rekening moet houden met de rechten en belangen van anderen en de gemeenschap als geheel. Nergens blijkt uit dat “anderen en de gemeenschap” is beperkt tot Nederland. Ook de rechten en belangen van de herkomstlanden kunnen of moeten hierbij een rol spelen. Wij durven wel te stellen dat onzorgvuldig handelen van de Staat ten aanzien van de geroofde kunst die zijn eigendom is, ook op deze gronden te voorkomen dan wel te bestraffen is.  

 De Nederlandse Staat wordt houder, het herkomstland eigenaar 

Een andere mogelijkheid is dat de Nederlandse Staat het eigendomsrecht al overdraagt, maar het kunstwerk nog in haar museum houdt. Normaal moet een zaak voor eigendomsoverdracht fysiek worden afgegeven aan de koper. In de Nederlandse wet vinden wij daar echter een oplossing voor, en dat heet levering constituto possessorio. Bij een dergelijke levering wordt het bezit overgedragen, maar blijft de zaak bij de verkopende partij. De levering is dan alleen een afspraak en geen fysieke activiteit.  

Als het eigendom op deze manier wordt overgedragen wordt de Nederlandse Staat juridisch gezien houder van de zaak. Een houder heeft de zaak fysiek bij zich, maar houdt dat voor een ander, het herkomstland. Het herkomstland wordt eigenaar en middelijk bezitter van de zaak. Dat betekent dat het herkomstland het kunstwerk voor zichzelf houdt, maar hij houdt door middel van een ander. Het herkomstland en de Nederlandse Staat kunnen daarnaast een bruikleenovereenkomst sluiten, waarin staat dat het kunstvoorwerp door de Nederlandse Staat mag worden geleend en gebruikt, om bijvoorbeeld tentoon te stellen. 

Kortom, juridisch een lastig verhaal, maar in de praktijk heel makkelijk. De Nederlandse Staat kan het kunststuk tentoon blijven stellen, maar is niet langer de eigenaar van het kunststuk. Dat is het herkomstland geworden. 

Een houder en bruiklener moet zich volgens de wet (7A:1781 BW) gedragen als een goed huisvader over de zaken die hij leent. Wat precies onder “goed huisvader” valt is op voorhand niet te zeggen. Dat hangt volgens de Hoge Raad af van de omstandigheden van het geval, zoals de inhoud van de bruikleenovereenkomst, waaronder begrepen het bij de overeenkomst beoogde gebruik van de zaak, de aard van het geleende en eventueel naast de bruikleen tussen partijen bestaande (rechts)betrekkingen, alsmede naar de eisen van de redelijkheid en billijkheid.  Wel moet de bruiklener in ieder geval zorg dragen voor de bewaring en het behoud van de geleende zaak.  

 Conclusie 

Of de Nederlandse Staat of het herkomstland vóór onvoorwaardelijke teruggave van de geroofde kunst eigenaar is, maakt voor de zorgplicht van de Nederlandse Staat ten aanzien van de kunstvoorwerpen niet zo veel uit. Als eigenaar moet de Nederlandse Staat rekening houden met de Erfgoedwet, met de rechten van anderen en met de regels van het ongeschreven recht. Daaruit volgt onzes inziens dat de Staat in ieder geval moet zorgen voor onderhoud en de stukken niet zomaar mag vernielen of verkopen. Dat mag als houder en bruiklener ook niet. Dan moet de zorg van een goed huisvader worden betracht en in ieder geval worden gezorgd voor bewaring en behoud van de geleende zaak.  

Veel herkomstlanden zitten uit pragmatisch oogpunt, op dit moment, niet te wachten op onvoorwaardelijke teruggave van geroofde kunst. Uit dit blog blijkt dat ze wel kunnen verzoeken om onvoorwaardelijke eigendomsoverdracht. De kunstwerken kunnen dan worden teruggebracht op het moment dat het de herkomstlanden uitkomt. Die werkwijze lijkt mij volledig in lijn met het rapport van de Raad van Cultuur: historisch onrecht proberen te verzachten door een gezamenlijk beleid te creëren, waarin het belang van het herkomstland voorop staat. 

 Nawoord 

Dit blog is geschreven door Mariska Kamsteeg. Heeft u vragen over de betekenis van dit rapport voor uw collectie? Schroom dan niet om contact met ons op te nemen. Uw contactpersonen op het gebied van kunstrecht zijn Edgar Mulders en Mariska Kamsteeg. U kunt hen dagelijks bereiken op telefoonnummer 073 – 690 08 88, of stuur hen een e-mail naar info@jba.kijk.com. 

 

Foto: Tijdens een militaire campagne in 1765 maakten de Nederlanders dit kanon buit, waarmee saluutschoten werden afgevuurd om de bezoekers van de koning van Kandy (Sri Lanka) te verwelkomen. Het kwam in het rariteitenkabinet van Stadhouder Willem V terecht. Beeld: Rijksmuseum Amsterdam

 

  

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *