Medische aansprakelijkheid en het leerstuk van de kansschade

De advocaten van Jeroen Bosch Advocaten staan ook slachtoffer bij van medische missers. In een eerder artikel op onze website hebben wij (kort) uitgelegd wat wij voor u kunnen betekenen. Klik hier voor dit artikel.

Wanneer er iets fout gaat in het ziekenhuis, bij de huisarts of bij de therapeut zijn de gevolgen vaak groot. De discussies over de vraag of er nu een fout is gemaakt door de arts/specialist of dat er een complicatie is opgetreden zijn vaak niet minder groot. Als er een fout is gemaakt en er is verwijtbaar gehandeld, dan heeft het slachtoffer (de patiënt) recht op een vergoeding van de schade die door de fout is geleden of nog wordt geleden. Is er sprake van een complicatie, dan wordt de schade in principe niet vergoed.

Dat wil echter niet zeggen dat met alle complicaties géén recht op schadevergoeding bestaat. Een arts/specialist dient zijn patiënt namelijk ook vooraf goed te informeren over de mogelijke complicaties. Een patiënt moet vooraf weten waar hij aan toe is. Dat noemen we de informed-consent. Hier hebben wij in het vorige artikel uitgebreid bij stil gestaan.

Als de discussie over fout of complicatie eenmaal is beslecht, dan volgt bij fouten vaak direct de volgende discussie namelijk de vraag hoe het de patiënt/het slachtoffer zou zijn vergaan indien de fout niet zou zijn gemaakt. Immers is het slachtoffer vaak niet kerngezond op het moment dat de behandeling werd gestart. Dat maakt de vraag wat de gevolgen zijn van de fout ingewikkeld. Daarmee is ook het schade begroten en vergoed krijgen ingewikkeld.

Leerstuk van de kansschade

Vaak wordt voor bovengenoemde discussie aansluiting gezocht bij het leerstuk van de kansschade. Het leerstuk van kansschade wordt toegepast in situaties waarin het onzeker is of en in hoeverre een op zichzelf vaststaande tekortkoming of onrechtmatige daad (6:162 BW) ook tot schade heeft geleid.

De kansschade met betrekking tot medische aansprakelijkheid is recent aan bod gekomen in het arrest van de Hoge Raad van 27 oktober 2017. Dat arrest zal hieronder worden besproken. Al eerder, op 23 december 2016, heeft de Hoge Raad voor het eerst uiteengezet dat het leerstuk van kansschade toegepast kan worden in geval van medische aansprakelijkheid.

Wat was er in deze casus aan de hand?

Eiseres is op 12 januari 2002 op de spoedeisende eerste hulp van het academisch ziekenhuis Maastricht door een arts-assistent neurologie onderzocht vanwege een acute hernia. Na het onderzoek heeft eiseres pijnstilling gekregen en mocht zij weer naar huis. In verband met aanhoudende klachten is zij de volgende weer naar het ziekenhuis gebracht. Ditmaal werd zij onderzocht door een andere arts-assistent neurologie waarna zij diezelfde avond nog geopereerd is.

Na de operatie zijn echter restverschijnselen ontstaan, namelijk gevoelsstoornissen. Naar aanleiding hiervan heeft eiseres het ziekenhuis aansprakelijk gesteld en vergoeding gevorderd van de door haar geleden schade. Het ziekenhuis zou het zogeheten caudasyndroom (een doorsnijding van de zenuwen die het rijbroekgebied (zitvlak, heup en dijen) enerveren) niet tijdig hebben onderkend. Ook zou jegens eiseres niet overeenkomstig de professionele standaard gehandeld zijn.

De procedure

In eerste aanleg acht de rechtbank het ziekenhuis voor 70% aansprakelijk voor de schade van eiseres. Het hof wijst in hoger beroep de vordering echter af. Het hof oordeelt allereerst dat in deze zaak het leerstuk van de kansschade van toepassing is.

In onderhavig geval is het dus de vraag of eiseres schade heeft geleden doordat zij niet direct na het eerste onderzoek geopereerd is. Oftewel, er dient beoordeeld te worden of eiseres door deze vertraging een reële kans op een beter behandelingsresultaat (dan feitelijk is gerealiseerd) is onthouden. Voor deze beoordeling heeft het hof een deskundigenonderzoek ingelast.

De deskundige heeft aangegeven dat er nooit een vergelijkend onderzoek is verricht of een snelle operatie tot een beter resultaat zou hebben geleid. Volgens de deskundige kan het namelijk zo zijn dat tijdens het ontstaan van de hernia acuut dusdanige druk op zenuwen ontstaat dat deze op dat moment al onherstelbaar beschadigd zijn. Daar staat tegenover dat bij minder ernstige druk langdurige compressie wellicht leidt tot minder goed herstel. De deskundige merkt hierbij wel op dat volgens een destijds geldende richtlijn bij voorkeur zo snel mogelijk en dwingend binnen een dag zou moeten worden geopereerd. Wegens gebrek aan vergelijkend onderzoek, heeft de deskundige aangegeven geen uitspraak te kunnen doen over de kanspercentages.

Het hof bindt hier in hoger beroep vervolgens de conclusie aan dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat de vertraging van de operatie het verlies van een kans op een beter behandelingsresultaat heeft veroorzaakt. Tegen dit oordeel van het hof is eiseres met succes opgekomen in cassatie. Volgens de Hoge Raad had het hof bovengenoemde conclusie niet mogen trekken:

“Uit het feit dat een deskundige een kans niet in een percentage kan uitdrukken omdat naar de grootte van die kans geen onderzoek is gedaan, volgt immers niet dat die kans niet in een rechtens relevante omvang bestaat. Dat klemt temeer omdat prof. Bartels opmerkt dat volgens de destijds geldende richtlijn bij voorkeur zo snel mogelijk en dwingend binnen een dag zou moeten worden geopereerd, en dat het zo kan zijn dat tijdens het ontstaan van de hernia acuut dusdanige druk op de zenuwen ontstaat dat deze op dat moment al onherstelbaar beschadigd zijn, maar dat daar tegenover staat dat bij minder ernstige druk, langdurige compressie wellicht leidt tot minder goed herstel. In het licht van het voorgaande is het oordeel van het hof dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat door het delay een kans op een beter behandelresultaat verloren is gegaan, onvoldoende begrijpelijk gemotiveerd.”

De Hoge Raad oordeelt vervolgens dat nader onderzocht had moeten worden of door de vertraging een reële kans op een betere uitkomst verloren is gegaan. Bij bevestigende beantwoording van die vraag had het hof vervolgens tot een zo goed mogelijke schatting van deze kans moeten komen. Daartoe had het hof bijvoorbeeld de deskundige op een zitting nader kunnen bevragen. Dat is niet gebeurd.

Conclusie

Bovengenoemd arrest van 27 oktober 2017 leert ons dat het feit dat niet in een kanspercentage kan worden uitgedrukt of het slachtoffer een reële kans op een beter behandelingsresultaat is onthouden, er niet toe leidt dat die kans niet in een rechtens relevante omvang bestaat.

Contact

Bent u slachtoffer geworden van een medische misser? Jeroen Bosch Advocaten weet goed weg met deze zaak. Wilt u uw zaak juridisch laten beoordelen? Dan helpen wij u graag. U kunt ons bereiken op telefoonnummer 073-6900888, of stuur ons een facebookbericht of een e-mail naar info@jba.kijk.com.

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *